SV vmbo BK 1
Les 1 Wie zitten er in jouw klas?
Je zit inmiddels in de tweede klas. Hoe bevalt je dat? Heb je een goed geval bij je klas; kan je goed opschieten met je klasgenoten? Zo niet, wat ga je er aan doen? Misschien dat je in deze module ideeen tegenkomt. Dat zou mooi zijn. Je moet tenslotte een heel jaar met deze klas door. Hoe pak je dat aan? Daarover gaat deze module.
Na deze les weet je hoe je een team kunt maken van de klas.
Terugkijken
Terugkijken betekent dat je kijkt naar wat je hebt gedaan of gezegd. Het doel daarvan is om daarvan te leren. Als je weet wat je goed hebt gedaan, dan kan je dat blijven gebruiken. Maar als je dingen niet zo goed hebt gedaan, dan kan je daar van leren. Je leert het meest van je eigen fouten. Stel dus steeds de vraag: ‘Hoe kan het de volgende keer beter?’
Bijvoorbeeld: ‘Hoe heb je die toets voorbereid? En vooral, hoe kan het de volgende keer beter?’
BEKIJK DE VIDEO BIJ DEZE LES
Als je goede tips hoort, zet die dan in je notitieboekje.
Je mag ook een mapje maken op je computer ‘Slim Leren’. Met mapjes waarin je de naam van de modules kan zetten. Zo kan je altijd profiteren van wat je hebt geleerd. Handig toch?
Stap 1 Kijk om je heen
Je kan op een aantal manieren beoordelen of je het naar je zin hebt in deze klas. Je hebt ervaren dat je klasgenoten aardig of onaardig tegen je zijn geweest. Maar je kan ook ‘voelen’: welke gevoel heb jij? Maar meestal is een eerste indruk meteen de juiste. Ga daar dus voorlopig op af. Of nog beter: ga in gesprek met de klasgenoten waar je een goed gevoel bij hebt. Check of dat gevoel klopt.
OPDRACHT 1. Wie zijn je klasgenoten?
Maak contact met je klasgenoten.
Wat wil je van hen weten? Probeer erachter te komen wat ze van jou vinden. Meestal wordt dat niet zo gezegd, maar voel je dat wel aan. Het schijnt dat mensen binnen een paar seconden voelen of het met iemand klikt. Het is helemaal niet erg als het met iemand niet klikt. Niet iedereen kan je leuk vinden.
Stap 2 Bedenk vragen
Daarbij kunnen vragen je helpen. Vragen zijn een goed ‘wapen’ om ergens achter te komen. Bijvoorbeeld wat een passie van iemand is. Of waar ze wonen. Misschien kan je samen met iemand van en naar school fietsen. Misschien houd je daar een goede vriend of vriendin aan over.
Vaak hoef je daar weinig voor te doen. Meestal gaat dat vanzelf. Om je een handje te helpen, is de volgende opdracht bedacht. Daarbij ga je vragen stellen aan je klasgenoten. Wat wil je van wie weten? Bijvoorbeeld: ‘Ben je sportief? Van welke muziek houd jij? Uit welk land kom je? Etc.
Dus als je iets van iemand wil weten, is het slim om vragen te stellen. Door vragen te stellen en zelf op zoek te gaan naar het antwoord, kan je heel veel informatie verzamelen. Dat geldt ook voor op school.
Je hebt open vragen en gesloten vragen. Gesloten vragen kan je alleen met éen woord beantwoorden. Bijvoorbeeld met ja of nee. Of de naam van de stad of het dorp waar je woont. Bij open vragen kan je veel meer vertellen. Open vragen beginnen vaak met ‘hoe’ of ‘wat. Bijvoorbeeld: ‘Wat doe je meestal in je vrije tijd?’ Of: ‘Hoe laat ga je meestal naar bed?’
OPDRACHT 2. Wat wil je weten?
Bedenk minstens 3 vragen.
Welke open vragen zou je willen stellen? Bijvoorbeeld: ‘Wat vind je de mooiste film die je ooit hebt gezien?’ ‘Waarom heb je voor deze school gekozen?’ Je kan ook een vervolgvraag stellen. ‘Kan je uitleggen waarom dat zo is?’ Etc. Schrijf die vragen in je notitieboekje. Of bewaar ze op je computer.
WAT HEB JE GELEERD?
Deze les heb ik geleerd dat je met vragen veel informatie kan vinden.
Challenge
Leer de komende week je klasgenoten beter kennen.
Stel elkaar vragen. Bereid je daar op voor. Zet dat in je agenda.
Extra opdracht
Zet deze opdracht in je agenda.
Hoe wil je het volgend schooljaar terugkijken op deze klas. Wat moet daarvoor gebeuren? De volgende les komen we daarop terug.
Inhoudsopgave
Les 1. Wie zitten er in jouw klas?
Les 2. Hoe ga je met elkaar om?
Les 3. Hoe vier je successen?
Naar hoofdpagina