Chat with us, powered by LiveChat

Module 1 | Hoe leer je een tekst?

Les 1

 

Hoe leer je een tekst?

 

Bij veel vakken moet je een tekst begrijpen. Als je een tekst begrijpt, kan je de vragen in een toets goed beantwoorden. Dit kan je gebruiken vanaf de brugklas tot je examenjaar. Dus als je dat goed doet, ben je al half geslaagd. Daarover gaat deze les.

 

Na deze les weet je hoe je een tekst kan leren.

 

Terugkijken

 

De vorige module ging over plannen. In de laatste les heb je bedacht hoe je de toetsweek ging plannen. Hoe heb je dat gedaan? Was je tevreden met het resultaat? Als je goede tips hoort bewaar die in het mapje op je computer.

William James is de naam van onze Chatknop. Daar zijn we apetrots op. Omdat hij de meest intelligente mens in de geschedenis is. Hij sprak 25 talen en is intelligenter dan Albert Einstein. Hij helpt je bij je lessen. Aan hem kan je al je vragen stellen. Je kan bijvoorbeeld alle stappenplannen opvragen, oefenen uit de methode of je lesboek tot je het juiste antwoord geeft en hij controleert of het antwoord juist is. William James kan veel, maar niet alles. Wat nu als je een vraag stelt waar hij geen antwoord op weet? Stel dan je vraag anders net zolang tot je het  begrijpt. Beschrijf het probleem in de chatknop

Bekijk de video

Als je goede tips hoort, bewaar die informatie dan op je computer. Maak een mapje ‘Tekstbegrip’. Als je liever wil schrijven, koop dan een notitieboekje bij de Action, de Hema of een andere winkel.

 

Succes!

 

Stap 1 | Kijk in je agenda of op de ELO

 

Welke tekst voor welk vak moet je leren. Als die al in je agenda staat, dan weet je wat je moet doen en voor welk vak. Als het er nog niet in staat, doe dat dan alsnog. Kijk dan in de ELO.

 

Wanneer heb je een toets over een tekst. Zet die toets dan in je agenda op de dag dat je de  toets gaat maken. Verdeel het leren dan over 4 dagen. Tel dan 4 dagen terug en begin met het globaal bekijken van de toets.

 

Voorbeeld:

Dag 1. Bekijk de tekst globaal: wat valt je als eerste op.

Dag 2. Bestudeer de tekst actief. Ga op zoek naar de hoofdzaken.

Dag 3. Maak met de hoofdzaken de samenvatting. Doe dat in je eigen woorden. Bedenk (moeilijke) vragen over de tekst. En zoek het antwoord op elke vraag. Welk soort vragen stelt de docent meestal?. 

Dag 4. Check of je de tekst begrijpt. Door je eigen vragen te beantwoorden. Of je te laten overhoren.

Dag 5. De toets

 

 

 

Opdracht 1 | Welke tekst moet je leren?

 

Ga die tekst leren

Als je een woord in de tekst niet begrijpt, kan het zijn dat je een deel van de tekst niet snapt. Zoek dus eerst uit wat dat woord betekent voor je verder gaat. Bewaar de betekenis ervan eventueel op je computer of in je notitieboekje.

Stap 1 | Bekijk de tekst globaal.

 

Om de tekst goed te begrijpen, ga je de tekst eerst globaal bekijken. ‘Globaal’ betekent ‘in grote lijnen’. Als je een tekst bekijkt, kijk je eerst alleen naar de dingen die meteen opvallen. Bijvoorbeeld: de titel, tussenkopjes schuin- en vet gedrukte tekst en tussenkopjes. Maar ook plaatjes en tekst bij de plaatjes. Tussenkopjes zijn meestal losse vetgedrukte zinnen in de tekst.

Als je een tekst wilt begrijpen, moet je eerst weten wie of wat het onderwerp is. Het onderwerp is wie of wat de hoofdrol speelt in de tekst. Dat kan een persoon zijn, een dier, een ding of iets. Bijvoorbeeld: Claude, Willem Alexander of Boef. Een paard, een hond, etc. De lucht, de Wind of een rivier. Een ding kan zijn een fiets, een huis of een bos bloemen. .

Als je het onderwerp weet, kan je op zoek gaan naar de hoofdgedachte. Dat is wat het onderwerp doet. Bijvoorbeeld: ‘Claude gaat naar het Eurovisie Songfestival’, ‘Willem Alexander laat zijn baard staan of ‘Boef in de Ziggo Dome’. Maar ook: ‘Er stond een flinke wind”, ‘De hond had ruim 10 kilometer gelopen en ‘Het huis stortte zomaar in’..

 

 

Opdracht 1 | Hoe bekijk je de tekst globaal?

 

Schrijf op wat je meteen opvalt. De titel, tussenkopjes, schuin-, of vetgedrukt, plaatjes en het onderschrift, alinea’s, etc. Daaraan kan je al zien wat het onderwerp van de tekst is. Als je dat weet is het ook niet zo ingewikkeld om de hoofdgedachte te benoemen. Een goed begin is ten slotte het halve werk.

 

Als je een woord in de tekst niet begrijpt, kan het zijn dat je een deel van de tekst niet snapt. Zoek dus eerst uit wat dat woord betekent voor je verder gaat. Bewaar de betekenis ervan eventueel op je computer of in je notitieboekje.

Stap 2 | Bestudeer de tekst actief

‘Actief’ betekent dat je iets doet. In dit geval kan het zijn dat je belangrijke tekst gaat onderstrepen of markeren. De belangrijkste tekst heeft te maken met de hoofdgedachte. Alles wat daar over gaat, is belangrijk. Dat noemen we hoofdzaken.

Als je een tekst wilt begrijpen, moet je er eerst achter komen wat het onderwerp van de tekst is. En daarna wat de hoofdgedachte is. De hoofdgedachte is wat het onderwerp meemaakt of doet.

 

 

Opdracht 2 | Hoe markeer je hoofdzaken?.

 

Leg uit waarom jij denkt dat dat de hoofdzaken zijn. Bewaar dat op je computer in het mapje ‘Tekstbegrip’.

 

Als je de toets gaat plannen, verdeel het leren dan over 4 dagen. Wat doe je elke dag? Gebruik deze informatie als je de samenvatting gaat maken.

 

 

Stap 3 | Markeer de hoofdzaken

 

Alle informatie die iets zegt over de hoofdgedachte noemen we de hoofdzaken. Als de hoofdgedachte is ‘De oceaan is zwaar vervuild’ ga je op zoek naar zinnen die gaan over de ‘vervuilde oceaan’.Op die manier kan je de hoofdzaken van de bijzaken onderscheiden. Hoofdzaken gaan over de hoofdgedachte, Bijzaken zijn details, die fleuren het verhaal op

 

Een tipje van de sluier

De belangrijkste informatie vind je meestal in de eerste, tweede, of laatste alinea van de tekst. Vaak ook in de eerste, tweede of laatste zin van elke alinea. Zo blijven de bijzaken over. Dat is dus 4/5de van de tekst.

 

 

Opdracht 3 | Zoek de hoofdzaken?

 

Bewaar de hoofdzaken op je computer.  Je kan ook een samenvatting-schrift kopen,.Daar kan je dan alle samenvattingen in bewaren.

Stap 3 | Maak de samenvatting 

 

Met de hoofdzaken maak je de samenvatting. Doe dat in je eigen woorden. Zo laat je zien dat je de tekst begrijpt.

 

 

 

Opdracht 3 | Hoe ziet de samenvatting eruit?

 

Een samenvatting mag niet langer zijn dan ongeveer 1/5de van de hele tekst. Het is slimmer om het op te schrijven. Door iets op te schrijven onthoud je de tekst beter.

Bewaar dat in het mapje op je computer. Je kan ook een schrift kopen,.Daar kan je dan alle samenvattingen in bewaren.

 

Stap 6  | Check of je de tekst begrijpt

 

Als je denkt dat je de tekst goed begrijpt, kan je zelf checken of dat klopt. Om te beginnen kan je kijken of je de antwoorden op de door jou zelf bedachte vragen weet. Als je het idee hebt dat je de tekst begrijpt, begin je op een prettige manier aan de toets. Om dat goede gevoel te versterken, kan je je door één van je familieleden laten overhoren.

 

Als je één of meerdere vragen niet begrijpt, kan je het aan je docent vragen. Doe dat meteen de volgende dag of app/bel een klasgenoot. Zet dat wel in je agenda, zodat je het niet vergeet.

 

 

Opdracht 6  | Check of je de tekst begrijpt?

 

Schrijf de antwoorden bij de vragen die je in de vorige opdracht hebt bedacht. Hoeveel vragen heb je goed denk je? Als je iets niet snapt, bespreek het dan met je docent.

 

Als je de toets gaat maken…

  1. Lees dan eerst alle vragen door. Dan heb je inzicht in welke vragen gemakkelijk of moeilijk zijn.
  2. Daarna beantwoord je alle vragen die je zeker weet. Die punten zijn vast binnen.
  3. Vervolgens geef je antwoord op alle vragen die je denkt te weten.
  4. Bij de laatste vragen geef je sowieso een antwoord. Wie weet levert dat toch nog punten op.

Wat heb je geleerd?

 

Deze les heb ik geleerd hoe je een tekst kunt begrijpen. Door de tekst eerst globaal te bekijken en daarna actief te bestuderen.

 

 

Challenge

 

Gebruik deze informatie als je de toets gaat leren. Pak het stappenplan erbij als je niet meer weet hoe je het moet aanpakken.

Extra opdracht

 

Als je vragen hebt of iets niet begrijpt, schrijf die in je agenda. Noteer dat op de dag dat je het wil vragen. Zet erbij aan wie je dat wil vragen.